left

Op de lijn tussen hemel en aarde
mocht ik je ontmoeten
je leek te breken-
maar tussen de scherven
ving ik de schittering van je ziel

Ik mocht een eindje mee
je mee uitwuiven
van op de steigers van het leven
Ik proefde de wind van je woorden
proefde even je afdruk in mijn hart

Dank je wel, dappere ziel,
voor jouw leven op aarde
nu teder ingepakt
als een voltooid geschenk

Tussen de plooien van mijn gedachten
stop ik een kleine vlinder
zijn vleugelslag in de warme lentezon
zal mij herinneren aan jou

 

Artikelindex

dinsdag 4 september, voormiddag

Vandaag pas de tweede schooldag voor mijn kinderen - het is weer even wennen om in het vertrouwde ritme te komen... Na hen op school afgezet te hebben, had ik ook nog wat file onderweg en dus rep ik mij nu naar de ingang van de palliatieve afdeling, terwijl ik alle stress en gedachten van mij probeer af te laten glijden en mij afstem op de komende uren.

Ik kleed mij om, waarna ik naar de verpleegpost ga en al even ‘spiek' op het patiëntenbord wie er nog is en wie sinds vorige week nieuw opgenomen is.

Ik schrik even. Er zijn maar liefst drie nieuwe patiënten en een kamer staat leeg.

De verpleegkundigen komen erbij voor de "overdracht". De patiënten worden één voor één overlopen, waarbij kort de situatie en achtergrond van de nieuwe patiënten geschetst wordt, de evolutie van de andere patiënten, hoe de nacht verlopen is enz... Ik informeer even hoe het geweest is met de patiënten die overleden zijn.
Eén van de nieuwe patiënten is Marjolein. Er wordt verteld dat ze zich zeer koel en afstandelijk opstelt en nauwelijks nog wil eten. Zelfs de schoonmaakster mag er niet binnen want ‘het is er toch niet vuil'. Hoewel dit niet bepaald het type patiënt lijkt, waar je als vrijwilligster veel kan gaan doen, voel ik mij bij het luisteren naar haar verhaal toch erg aangetrokken tot haar. Hoewel een gesprek er blijkbaar niet in zit, wil ik zeker ook bij haar binnenspringen.

Op het einde van de overdracht, vraagt de verpleegkundige mij om Antoine zijn ontbijt te brengen en een handje te helpen bij het eten. Blijkbaar valt hij steeds in slaap tijdens het eten en at hij steeds minder, maar lukt het met enige hulp beter.

Antoine

Het wordt een oefening in aftasten en evenwicht vinden. Antoine is een sympathieke man die zich liever als een hoffelijke hotelgast gedraagt (zo zegt hij regelmatig dat iets "eerste klas" is), dan als een hulpbehoevende patiënt. Ik besef dat iedere overdreven behulpzaamheid hem chagrijnig zal maken. Als ik met zijn plateau binnenkom, ligt hij al te wachten, half rechtop liggend in zijn bed. Ik smeer zijn boterhammen, schenk koffie uit en vraag telkens hoeveel en wat. Tot zover zo goed - dat is hij blijkbaar al gewend. Ik vraag hem of hij zijn boterham in de koffie dopt en doe het voor hem. Bij het aanreiken van de boterham aarzel ik even. Hij grijpt hem niet meteen vast, maar als ik ermee naar zijn mond ga, steekt hij toch snel zijn hand uit. Ik zeg iets bevestigends in de zin van ‘dat doe je zelf, hé - alstublieft' en blijf even staan toekijken. Dat gaat best wel vlot. Ik voel dat ik precies te dicht sta en doe een paar stappen achteruit. Antoine eet blijkbaar toch gemakkelijk zelfstandig. Ik besluit diplomatisch op een stoel te gaan zitten naast zijn bed. De schoonmaakster komt net binnen om zijn kamer schoon te maken en ik grijp dankbaar de gelegenheid aan om een praatje met haar te maken - zo kan ik Antoine in de gaten houden zonder dat hij zich te veel gecontroleerd voelt. Als hij de koffiekan vastgrijpt, kom ik even tussen - dat loopt duidelijk niet goed af. Hij heeft ook de neiging de dingen verkeerd terug neer te zetten. Is hij in de war of ziet hij halfliggend niet zo goed?
Na het eten wil hij nog iets, maar vindt het juiste woord niet. Hij wijst naar zijn lege fruitmand. Het schiet mij te binnen dat hij graag sinaasappelen lust. Inderdaad, dat is het. Ik vind er nog één in de keuken en schik de partjes op een bord met een mooie serviet er naast.
"Eerste klas" is zijn commentaar.

Marjolein

De andere mensen die nog eten, blijken allen inmiddels al ontbeten te hebben. Ik stop de vuile afwas in de vaatmachine en steek het toestel in gang.

Het is verder rustig - de verpleegkundigen zijn bezig met de verzorging - en ik zie dat er niemand bij Marjolein is. Ik zie mijn kans schoon en steven op haar kamer af.

Zodra ik haar kamer binnenkom, word ik overvallen door een hartverwarmende, omhullende sfeer. In iedere kamer hangt wel de energie van de persoon die er verblijft, maar in deze kamer is dat wel erg opvallend. Ik voel er mij precies thuiskomen.
Marjolein zelf ligt te slapen in haar bed. Helemaal ingeduffeld met een worstkussen rond haar hoofd en schouders. Een kleine vrouw van rond de zeventig. Ik kijk naar haar en het gevoel bekruipt mij dat ze eigenlijk niet echt slaapt, maar doet alsof, zich intussen heel erg bewust van mijn aanwezigheid. Het is duidelijk dat ze geen contact wil, maar zich liever in een warm, veilig nest wil terugtrekken.
Ik sta er wat onwennig bij. Ik wil mij niet opdringen en vertrek even stilletjes als ik gekomen ben.

Mario

Ik ga naar de kamer van Mario. Hij is een heel dankbare patiënt want bij hem kan je veel doen als vrijwilliger. Mario is halverwege de zestig en op het eerste gezicht zou je hem kunnen verwarren met een bezoeker. Hij heeft een hersenkanker, wat snel kan evolueren, maar voorlopig stelt hij het vrij goed. Stappen valt hem wat moeilijk - de coördinatie wil niet meer zo goed lukken. Hij is heel sociaal en aangenaam in de omgang en vindt het fijn gezelschap te hebben. Zijn partner is reeds lang overleden en hij heeft enkel nog een geadopteerde dochter met een jong kindje - maar zij woont veraf en kan niet zo vaak komen als hij graag zou willen.

Omdat het bijna koffiepauze is, help ik hem samen met de verpleegkundige in zijn rolstoel en wandel ik met hem naar de keuken. Zo kan hij meegenieten van ons gezelschap.

Tijdens de pauze krijgen we het bezoek van een partner van een overleden patiënte. Hij komt met een doos pralines aanzetten om ons nogmaals te bedanken (en die we graag in ontvangst nemen) en schuift op onze vraag bij aan tafel. Hij vertelt hoe hij op zolder oude brieven terugvond van zijn vrouw, die hij nu aan het herlezen is. Hoewel zijn verdriet nog erg aanwezig is, vertelt hij zijn verhaal met de nodige humor. Hij is fijn te horen dat hij wel zijn plan trekt.

Na de pauze stel ik Mario voor om te gaan wandelen - de zon is er inmiddels helemaal door gekomen en het is buiten vast wel aangenaam van temperatuur. Mario is zoals altijd onmiddellijk akkoord. Ik vermoed dat hij zich wat opgesloten voelt in zijn kamer en dat een beetje frisse lucht hem telkens veel deugd doet.

Inmiddels heb ik een vast wandelparcours op de campus van het ziekenhuis - want dit doe ik al enkele weken met Mario. Best ontspannend zo'n wandeling èn nog sportief ook want erg rolstoelvriendelijk is het terrein niet en mijn armspieren worden serieus aangesproken. Van tijd tot tijd stoot ik wel eens op een oneffenheid en geraken de voorwielen vast, maar gelukkig kan Mario wel lachen met het avontuurlijke aspect van de rit...

Na een halfuur keer ik terug, maar niet voor we eerst een krant gekocht hebben in het krantenwinkeltje van het ziekenhuis.

Eénmaal terug op zijn kamer, blijf ik nog even zitten om voor te lezen uit de krant. Op die manier is mijn voormiddag gemakkelijk nuttig ingevuld...

Marjolein

Wanneer de dochter van Mario arriveert, wissel ik nog een paar woorden en maak ik mij uit de voeten.

Ik piep nog even binnen bij Marjolein.

Ze is wakker. Haar donkerbruine ogen kijken mij helder aan. Ik stel mij voor en vraag hoe het met haar is. Ze zegt dat ze wil rusten. Ik knik, zeg oké en trek mij terug. Achteraf voel ik spijt dat ik mij zo snel heb laten afschrikken. Ik heb het gevoel dat ik wel contact met deze persoon zou kunnen maken, als ik gewoon rustig aanwezig ben zonder iets te zeggen.

Sabine

Sabine is ook een nieuwe patiënte. Maar de deur van haar kamer is al de ganse morgen dicht, wat niet echt uitnodigt om naar binnen te gaan.

Wat kan ik nog doen? Ik zie dat de kar met het middageten nog niet aangekomen is. Misschien is dit een goed moment om eens binnen te gaan bij Rita.

Rita

Ook Rita is pas de voorbije week opgenomen op onze afdeling en ken ik nog niet. Ik zie in het bed een bleke, magere vrouw liggen met de ogen dicht. De canule in haar keel springt in het oog. Ik weet van de overdracht dat dit het gevolg is van een vergevorderde keelkanker. Een buisje in haar arm is verbonden met een pijnpomp die op geregelde tijdstippen medicatie afgeeft. Omdat ze moeite heeft met ademen en ze bij opname veel pijn had die moeilijk onder controle te krijgen is, werd in overleg met haar en de familie besloten af en toe de medicatie op te drijven om haar bewustzijn te verlagen, zodat ze van tijd tot tijd toch even kan bekomen. Een volledige sedatie ziet ze absoluut niet zitten, want haar kleindochter staat op het punt te bevallen en dat wil ze ondanks alles nog heel graag meemaken.

Ik schuif een stoel bij haar bed en ga naast haar zitten. Het ziet er niet naar uit dat Rita nu wakker zal worden, maar soms is het wel fijn om rustig bij de mensen te kunnen zitten en in te voelen, zonder tegelijk een gesprek te voeren of het gevoel te hebben dat je verondersteld wordt iets te zeggen. En ik ben ervan overtuigd dat mensen op één of andere manier wel iets hebben aan iemand naast hun bed - ook al zijn ze niet wakker.

In de kamer staan weinig persoonlijke voorwerpen - ik zie een kaartje aan het prikbord aan haar bed hangen met de boodschap "veel beterschap" en op het nachtkastje zie ik een foto van een oudere man en vrouw met een jonge vrouw tussen hen in - vermoedelijk de kleindochter. Het is moeilijk om in de oudere, gezonde vrouw op de foto, de vrouw voor mij in het bed, nog te herkennen.

Ik heb de indruk dat de kamer nog niet echt "ingepalmd" is door deze vrouw en haar familie, want ook gevoelsmatig voelt de kamer zeer neutraal aan. Ik probeer mij af te stemmen op Rita en mij voor te stellen hoe het is om in haar schoenen te staan. Ik bedenk dat het misschien wel goed is om in deze situatie even te ‘tonglen' - een techniek uit het Tibetaans Boeddhisme om stervenden te ondersteunen. Ik visualiseer alle pijn en ongemak die deze vrouw ondergaat als zwarte wolken rond en in haar en stel mij voor hoe deze wolken als ik inadem in mijn hart opgenomen worden, waar ik ze liefdevol ontvang en laat transformeren tot witte wolken die ik bij het uitademen terugstuur (lees meer over deze techniek). Dit is een heel aangename techniek om te doen en een goeie manier om op een diep niveau echt aanwezig te zijn bij de betrokkene. Als ik zo een tijdje bezig ben, krijg ik plots de indruk dat er iemand naast haar bed staat. Voor mijn geestesoog verschijnt een vaag beeld van een stralende, vriendelijke vrouw. Ik vraag mij af of dit iemand is die haar komt helpen, iemand die zij kent en die al overleden is... maar ergens klopt dit idee precies niet. Ik laat het even los en dan besef ik plots dat het Rita zelf is... Ik voel heel veel vriendelijkheid en geruststelling van dit ‘deel' van Rita uitgaan, net alsof ze wil vertellen dat alles in orde is en dat -hoewel haar situatie er allesbehalve rooskleurig en zinvol uitziet-, dit toch op één of andere manier wel is hoe het bedoeld is te zijn... Ik voel mij ontroerd door de schoonheid en de kracht van deze vrouw en besef eens te meer hoe belangrijk het is je niet blind te staren op het fysieke beeld van een situatie.

Als de dokter met een verpleegkundige binnenkomt, sta ik recht, luister nog even mee en maak mij dan uit de voeten.

De kar met eten is intussen aangekomen op de afdeling en ik zie een nieuwe kans om contact te maken met Marjolein.

Marjolein

Deze keer ga ik gewapend met een goeie reden de kamer binnen.

Ik zeg Marjolein dat ik haar nog eens kom storen om te vragen of ze al wil eten. Ze komt een beetje recht. Ze zegt dat ze geen honger heeft. Ik vraag of het wel met haar gaat want ze ziet er nogal van de rillen uit. Ze geeft aan dat ze pijn heeft aan haar borst en buik als ze rechtop komt. Ik zeg haar dat ze gerust nog mag wachten met eten, dat het niet onmiddellijk hoeft. Ze zakt terug in de kussens. Ik buig door mijn knieën zodat ik op gelijke hoogte met haar kom. Ik kijk diep in haar mooie, bruine ogen en voel spontaan een golf liefde opwellen vanuit mijn hart - een verlangen om haar te koesteren en te omringen alsof het een kind was. Het lijkt wel of onze energievelden op een subtiele manier met elkaar beginnen te communiceren, wat ik heel bijzonder vind. Het genieten is helaas maar van één kant. Ze vraagt of ik dokter ben - ik zeg van nee en leg nog eens uit dat ik hier als vrijwilligster werk, waarop haar interesse in mij zichtbaar zakt. Omdat ik niet onmiddellijk vertrek, denkt Marjolein dat er toch iets van haar verwacht wordt en ze komt opnieuw recht. Ik herhaal nog eens dat ze niet hoeft te eten, als ze daar geen zin in heeft. Ze legt zich terug neer en zegt dat ze dan verder zal rusten. Ik vraag haar of ze wil dat ik de kamer verlaat en ze knikt van ja.
In de gang zie ik een verpleegkundige en ik vertel haar dat Marjolein iets zei over pijn in borst en buik.

Sabine

De verpleegkundige vertelt mij dat Sabine al wil eten. Ik zet haar middageten klaar op een plateau en breng het naar haar kamer. Sabine blijkt een vriendelijke, vlotte vrouw van eind vijftig. Zowel zij als haar partner maken een open indruk, maar aangezien het duidelijk is dat zij wil beginnen eten, ben ik vrij snel terug buiten.

Ik help nog even met het klaarzetten van het middageten van Mario en dan zit mijn shift er op.

Op het ogenblik dat ik afscheid neem van de verpleegkundigen, hoor ik dat Marjolein tegenover de verpleegkundige ontkende dat ze pijn had en zei te willen eten...

Jammer dat ik pas volgende week terugkom, denk ik bij mijzelf - ergens houdt haar gedrag voor mij een zekere logica in, wat mij het gevoel geeft dat ik meer voor haar zou kunnen betekenen als ik daar meer tijd voor zou kunnen uittrekken. Maar misschien is ze er volgende week al niet meer en dat vind ik nu wel een zeer frustrerend idee.

Niettemin lukt het mij wel om de knop om te draaien en wanneer ik terug bij mijn auto ben, zit ik al met mijn gedachten bij het werk dat mij thuis wacht...


dinsdag 11 september, namiddag

Als ik vandaag op de afdeling kom, zijn de meeste patiënten al klaar met het middageten. Omdat de verpleegkundigen niet onmiddellijk tijd hebben voor de overdracht, spring ik maar meteen even binnen bij Marjolein, die er nog altijd is.

Marjolein

Het beeld van een patiënt kan best wel uiteenlopend zijn, de ene week bij de andere. Vandaag vind ik Marjolein rondlopend in haar kamer. Ik wil haar bord afruimen, maar ben even in de war omdat ze heel weinig aangeraakt heeft en ik denk dat ze nog moet of nog aan het eten is. Marjolein is evengoed haar draai kwijt: ze vraagt aan mij of ze moet gaan zitten of in bed liggen. Het voelt wat vreemd aan dat een volwassen persoon zoveel leiding nodig heeft. Waarschijnlijk is dat voor Marjolein zelf ook heel bevreemdend - haar gedrag houdt immers vermoedelijk verband met haar ziekte.Volgens haar familie is ze onherkenbaar veranderd.
Ik stel haar voor nog even in de zetel te gaan zitten en ik schuif een stoel bij. Ik praat wat over het weer en over de schoonmaakster die net nog even binnen komt om haar kamer te vegen (blijkbaar vandaag wel toegelaten). Na enkele minuten vraagt Marjolein zachtjes of ik op iemand wacht. Ik zeg haar dat ik er gewoon ben om haar een beetje gezelschap te houden en ik zie een voorzichtig lachje doorbreken. Op een bepaald moment trekt Marjolein haar benen op en zet haar voeten op de zetel - ik vraag mij af of dit voor haar misschien een gebruikelijke houding is en het aangeeft dat ze zich op haar gemak voelt - maar even later blijkt dat ze anticipeert op de schoonmaakster, zodat die ook rond de zetel kan vegen. Ik doe dan maar hetzelfde en de schoonmaakster maakt wat grapjes over turnen. Marjolein glimlacht en ik vraag haar of ze houdt van turnen. Ze antwoordt vrij snel voor haar doen: alleen wel, maar niet in groep. Ik zie een verpleegkundige teken doen aan de deur dat ze klaar is voor de overdracht. Ik zeg tegen Marjolein dat ik later terugkom. Ik voel dat ze het spijtig vindt dat ik wegga.

Een verpleegkundige overloopt met mij de patiënten. Rita blijkt verder achteruit gegaan te zijn en is twee dagen geleden in haar slaap overleden - haar kleinkind was uiteindelijk toch nog niet geboren. Ik hoor dat een andere vrijwilligster deze morgen al met Mario gaan wandelen is en dat hij nu rust.

Als ik terugkeer naar Marjolein, is er een bezoekster bij haar. Marjolein kijkt wat verward en afwerend als ik vraag of ik inmiddels mag afruimen. Het lijkt wel of ze inmiddels weer vergeten is wie ik ben, en ik stel mij nog eens voor, ook ten behoeve van het bezoek. De dame op bezoek reageert heel vriendelijk en stelt zich ook voor, maar Marjolein lijkt helemaal verstoord, alsof ik haar verwar door het gesprek met haar bezoekster te doorbreken. Ik neem het plateau met het eten en wil weggaan maar de bezoekster begint nog even tegen Marjolein over wat en hoeveel ze gegeten heeft. Mensen die stervende zijn, hebben meestal niet zo veel nood aan eten en minder of niet eten betekent niet dat ze sneller zullen sterven, maar familie en vrienden zijn daar vaak bezorgd over.

Barbara

Ik ga even kennismaken met Barbara. Bij de overdracht heb ik vernomen dat Barbara een vrouw is van rond de zestig met longkanker. Ze heeft een man maar geen kinderen. Ze is pas eergisteren aangekomen, van thuis uit.

Ik klop aan, want haar deur is gesloten.

Barbara ligt op haar bed te rusten. Ze is alleen. Ik stel mij even voor en vraag hoe het nu met haar gaat. ‘Het gaat' antwoordt ze. Ik vraag of het eten gesmaakt heeft en ze antwoordt dat het lekker was. Stilte. Ik wacht even, maar krijg stellig de indruk dat deze vrouw geen zin heeft in een gesprek. Ik vraag of ze graag alleen gelaten wil worden en ze knikt van ja. Ik vraag nog even of ze nog iets nodig heeft, wat niet het geval is en dus verlaat ik haar kamer.

Sabine

Bij de overdracht hoorde ik dat Sabine sterk achteruit gegaan is. Als ik bij haar binnenga, zit haar partner bij haar bed met een bezorgde blik.

Ik vraag hoe ze zich voelt. Sabine vertelt dat het voor haar goed geweest is, dat ze vrede heeft met de situatie. Haar man maakt een ongedurige beweging. Ik kijk hem aan en merk op dat het niet gemakkelijk is om iemand los te laten. Hij knikt. Hij vertelt dat ze nauwelijks nog eet en vraagt of het niet nuttig zou zijn om een infuus te geven. Ik zeg dat hij dat best eens met de dokter bespreekt, maar voeg er meteen aan toe dat het niet gebruikelijk is om nog kunstmatig voeding te geven op het einde, dat dit vaak eerder een last is voor de patiënt. Sabine bevestigt onmiddellijk dat dit nu niet meer nodig is. Ze vertelt mij dat ze enkele nachten geleden gedroomd heeft over haar vader die al lang overleden is. In haar droom kwam een bus aangereden en hij stapte uit. Hij nam al haar valiezen op en zette die in de bus, maar ze vertelde hem dat ze zelf nog even wou wachten met instappen. Haar gezicht straalt als ze dit vertelt. Ze zegt dat ze heel blij is met de goede zorgen en dat er veel engelen bij ons rondlopen. Ik glimlach.

Er komt een echtpaar binnen. Ik stel mij aan hen voor en zij vragen geïnteresseerd wat vrijwilligers zoal doen. Ze stellen het bewonderenswaardig te vinden dat ik dit doe - waarbij ik mij even geen houding meer weet en mij er maar vanaf maak door op te merken dat ik het graag doe en er veel voor in de plaats krijg. De partner van Sabine gaat koffie voor hen halen en we babbelen nog wat verder.

Ik vind het fijn dat deze mensen zo open zijn, maar vind het na een tijdje toch gepast om ze alleen te laten met Sabine. Ik vraag of er nog iets nodig is en verlaat dan de kamer.

Anastasia

Het is behoorlijk druk op de kamer van Anastasia. Zij is een buitenlandse met een grote familie die zich uitgebreid over haar bekommert. Anastasia spreekt alleen Pools en verstaat geen enkel woord Nederlands. Dit is niet erg bemoedigend om contact te zoeken, zeker nu ze zichtbaar goed omringd wordt door haar familie.

Bij Mario is er inmiddels ook bezoek en bij Antoine is een verpleegkundige bezig.

Ik sta wat onwennig te draaien in de gang - wat kan ik nu doen?

De voordeurbel gaat en ik ga even op de knop duwen om de deur te openen. Het is een man voor Barbara. Vermoedelijk haar partner.

Ik ga even in ons gastenboek kijken, maar sinds de vorige keer is er niets bijgeschreven.

Een blik op het koffiehoekje leert dat alles nog in orde is - nog genoeg senseo's in de doos.

Ook in de keuken valt er weinig te doen - iemand anders heeft de vaat al aangezet.

Zo overduidelijk niets staan doen op een ziekenhuisafdeling waar de anderen van het team wel hun werk hebben, blijft toch wel vervelend... De mogelijkheden voor een vrijwilliger om iets te doen, zijn soms zeer variërend!

Ik besluit uiteindelijk toch maar even mijn hoofd binnen te steken bij Anastasia om te informeren of ze iets nodig heeft. Ik word vriendelijk begroet door een achttal aanwezigen, kinderen meegerekend. Een jonge vrouw legt mij in gebroken Nederlands uit dat haar moeder goed gegeten heeft en dat iedereen zeer tevreden is. Ik zeg blij te zijn dat te horen en glimlach naar de vrouw in bed, die mij vermoeid aankijkt. De familie begint terug met elkaar te babbelen en ik voel mij nogal overbodig. Ik vraag nog even aan de jonge vrouw of er nog iets nodig is, waarop zij stelt dat ze het wel zullen vragen als dat zo is. Ik knik en verlaat de kamer, omringd door vriendelijk glimlachende gezichten.

Ik ga eventjes in de verpleegpost gaan zitten en neem het boek met overlijdens. Ik noteer de namen van de laatste patiënten die overleden zijn en de overlijdensdatum - thuis hou ik een boekje bij met alle namen van de overledenen - dat vind ik een mooie manier om het telkens ook voor mijzelf af te ronden. Er zijn reeds weer veel patiënten overleden de voorbije weken...
Ik zie een boek over palliatieve zorg liggen en blader er even in, maar voel mij een beetje gegeneerd om echt te beginnen lezen in plaats van met de patiënten bezig te zijn.

Antoine

Als ik nogmaals op de gang ga kijken, zie ik net de vrouw van Antoine binnenkomen. Ze maakt een vermoeide indruk. Ik loop naar haar toe en vraag hoe het met haar gaat. Ze wil weten wat haar man 's middags gegeten heeft, maar ik moet haar het antwoord schuldig blijven - ik was hier pas na de middag, maar beloof haar het even aan een verpleegkundige te vragen. Ze maakt een afwerend gebaar en verzekert mij dat ze het wel zelf zal vragen. Ik loop even mee binnen. Antoine ziet er niet zo goed uit. Zijn vrouw haalt een crême bruléé te voorschijn, vroeger lustte haar man dat graag, maar nu heeft hij niet zoveel trek meer. De crème brulée wordt met een vermoeid gebaar naar de ijskast verwezen. ‘Later' mompelt Antoine. Zijn vrouw heeft ook een brief meegebracht van een familielid van Antoine, die haar duidelijk geraakt heeft en die ze hem graag wil voorlezen. Hij schudt van nee.
Ik voel de machteloosheid bij zijn vrouw.
Ik richt mij tot haar en vraag of ze wat heeft kunnen rusten over de middag. Neen, want de kinderen waren er, maar dat was goed. Er moeten immers een heleboel praktische dingen geregeld worden, ondermeer met de zaak die hij heeft, en waar zij niet mee vertrouwd is. En uiteraard staat haar hoofd er niet op. Ik blijf nog even babbelen, vooral met de vrouw, want voor Antoine lijkt het allemaal te veel en zijn ogen vallen regelmatig dicht. Het is lastig voor een partner als je niet meer weet wat te doen om goed te doen...

Marjolein

Als ik de kamer van Antoine verlaat, merk ik dat het bezoek bij Marjolein vertrokken is en ga ik nog even naar haar toe. Marjolein ligt in bed te rusten. Ik vraag of het goed is, als ik gewoon wat aan haar bed kom zitten en ze knikt van ja. Ik zeg niet veel - geanimeerde monologen voeren, is niet mijn sterkste punt, maar bij deze patiënte is dat waarschijnlijk eerder een kwaliteit dan een gebrek. Marjoleins ogen vallen regelmatig toe en heel af en toe zegt ze iets uit haarzelf, met een heel zacht stemmetje, waardoor ik het telkens opnieuw moet vragen. Dat God mij zou willen helpen, verzucht ze op een bepaald moment.
Marjolein houdt haar ogen nu grotendeels dicht en ik profiteer van de gelegenheid om zelf op het gemak in te voelen. De sfeer in haar kamer is deze maal duidelijk anders - dat warme, geborgene van vorige week heeft plaats gemaakt voor een actievere, meer aardse energie. Tegelijkertijd voel ik veel beweging en onrust en merk ik dat ik zelf onrustig wordt door mij op haar te concentreren. Het idee komt in mij op dat Marjolein wel wat gronding zou kunnen gebruiken en ik bedenk dat een voetmassage daarvoor niet slecht zou zijn. Ik vraag Marjolein of ze er zin in heeft en ze vraagt 'kan jij dat?'. Ik antwoord van ja en ga enthousiast op zoek naar etherische oliën. Bij het opstaan voel ik mij draaierig. Te veel "yin" en te weinig "yang" bij Marjolein vliegt er door mijn hoofd.
Ik zoek gewoontetrouw lavendel, maar bedenk mij. Iets met meer pit lijkt mij beter - ik zie dat ik spontaan bergamot als eerste vasthad en mijn oog valt op citroen - die twee voelen uitstekend aan. De keuze slaat aan, Marjolein herkent de citroen en geeft een blije indruk om dat te ruiken. De massage slaat eveneens aan - als ik over haar achillespees wrijft, zegt ze spontaan dat het deugd doet. Haar huid is glad en haar tenen voelen soepel aan. Ik herinner mij plots iets dat ik ergens gelezen heb: dat je bij een voetmassage over ieder stukje moet wrijven alsof je een pareltje aan het oppoetsen bent. Als ik met de tweede voet bezig ben, geeft Marjolein aan dat het pijn doet in haar zij. Ik doe wat zachter verder - aan de ene kant denk ik dat ik wel intuïtief kan invoelen wat ik best doe, aan de andere kant ontbreekt het mij aan medische kennis - en ik rond toch maar vrij snel af. Als extraatje wrijf ik nog eens haar benen vanaf haar knie af, want haar knieën trekken toch ook wel mijn aandacht - maar een kniemassage is natuurlijk niet zo'n gebruikelijk voorstel...
Marjolein ziet er best gelukkig uit. Ik vertel haar dat mijn shift er op zit, wens haar een fijne avond en geef haar een kus als afscheid.

Ik ga naar huis, toch nog met een tevreden gevoel...


Zaterdag 22 september, avond

Eénmaal in de maand moeten we een shift in het weekend verzorgen. Ik vind het best wel fijn om ook 'ns in het weekend te komen. Het is dan immers veel rustiger op de campus van het ziekenhuis, waardoor het er aangenamer wandelen is met de patiënten. Maar ook op de afdeling zelf -anders ook al een heel rustige plek- gaat het er nog iets ontspannener aan toe.

Aangezien ik gekozen heb voor een avondshift, kom ik om 17u op de éénheid aan. In afwachting van de overdracht, loop ik meteen even binnen bij Mario.

Mario

Mario begroet mij met een brede glimlach. Ik informeer hoe het met hem gaat. Ik mag niet klagen, luidt zijn antwoord. Zijn dochter is al op bezoek geweest en heeft deze middag in onze keuken voor hem frietjes gebakken. Het heeft hem zichtbaar gesmaakt. Ik spreek met hem af dat ik na de overdracht onmiddellijk met hem ga wandelen, nu de zon nog schijnt en het nog niet te fris is.

Bij de overdracht hoor ik dat zowel Anastasia, Antoine en Sabine in de loop van de voorbije elf dagen overleden zijn. Zoveel ‘verloop' op de afdeling, is niet gebruikelijk. Misschien ligt het wel een beetje aan het seizoen: het begin van de herfst... De vrouw van Antoine was al begin deze week een keer opgebeld omdat Antoine zo sterk achteruit ging en nauwelijks nog bij bewustzijn was, maar uiteindelijk heeft het nog twee dagen geduurd, vooraleer hij zijn laatste adem uitblies. Sabine is op een nacht overleden, heel sereen, als een kaarsje dat uitdoofde. Haar man was er bij.

Ik hoor dat Jan terug is. Jan is een veertiger die vroeger al een tijdje bij ons opgenomen geweest is, maar omdat zijn toestand stabiliseerde, keerde hij terug naar huis. Nu, enkele maanden later, is hij terug. Zijn toestand is de afgelopen dagen heel snel achteruit gegaan. Hij heeft gisteren de ziekenzalving gekregen en zijn vrouw blijft bij hem slapen. In de keuken tref ik haar aan terwijl ze de koffietassen van het bezoek aan het opruimen is.

Jan

Ik vraag haar hoe het gaat, of ze een beetje kon slapen vannacht- ze ziet er immers moe uit. Een beetje tegen de ochtend, antwoordt ze, maar het grootste gedeelte van de nacht heeft ze liggen luisteren naar zijn ademhaling. Ze begint te vertellen en er komt een heel verhaal - over hoe hij zelf de begrafenismis wou samenstellen en zo goed als rond was toen zijn toestand plots heel snel achteruit ging, hoe ze voor de laatste tekst dan maar beroep gedaan heeft op de zus, hoe het was de laatste maanden, hoe de ziekenzalving ging, hoe de relatie met de schoonfamilie is, hoe ze er klaar voor is... Ik luister met een warm hart en grote aandacht naar deze vrouw en vraag af en toe hoe iets voor haar was, wat ze voelde... Ik voel haar dankbaarheid voor dit gesprek. Ze zegt een paar keer dat ze verder gaat doen, maar blijft dan toch staan. Ik sta zelf behoorlijk verbaasd over de vanzelfsprekendheid van deze onverwachte babbel en de grote intimiteit tussen ons beiden - dit is immers ons eerste gesprek met elkaar. Het is precies of er een grote cocon van sereniteit, respect en vertrouwen rond ons hangt waarbinnen alles als vanzelf gezegd wordt zoals nodig is. Ze bedankt mij op een warme manier en ik zeg haar dat ik straks nog even vijf minuutjes naar Jan kom kijken, als dat oké is. Ze knikt enthousiast. Ik ben helemaal opgeladen.

Mario

Eerst ga ik met Mario in de rolstoel wandelen. Het is altijd fijn om tijdens het weekend op de campus te wandelen. Er is dan veel minder verkeer en de parkings zijn zo goed als leeg, waardoor je meer een gevoel van ruimte en rust hebt en het veel aangenamer wandelen is. We genieten allebei.

Als we terug zijn, merk ik dat er vrij veel bezoek is bij Jan. Ik besluit even te wachten om bij hem binnen te gaan tot een rustiger moment. Ik zie dat Maria, een nieuwe patiënte die een beetje verward is, gebeld heeft. Ik ga even kijken.

Maria

Ik zie een oudere dame met wit haar en blauwe ogen die mij vriendelijk, maar inderdaad enigszins verward aankijkt. Ze zit op de nachtstoel en zegt dat ze graag een zakdoek zou hebben. Ik grijp naar de doos papieren zakdoekjes op haar nachttafeltje en reik er haar één aan. Ze vraagt mij verwonderd waarom ze niet verder verzorgd wordt. Net als ik wil zeggen dat ik even ga informeren, komt de verpleegkundige binnen. Blijkbaar had ze Maria even alleen gelaten om op de nachtpot te kunnen gaan, maar was Maria dat vergeten.

De verpleegkundige vraagt of ik haar wil helpen met het avondeten. Ik ga in de keuken koffie zetten en maak haar bord klaar. Als ik terug kom, zit Maria al te wachten aan tafel. Ze kijkt mij dankbaar en vriendelijk aan. Ik schuif mee aan tafel en help haar een handje. Maria vertelt dat ze naar Oostende moet en vraagt of ik meega. Ik zeg van niet en vraag haar wat ze daar gaat doen. Ze bekijkt mij alsof ik niet goed bij mijn hoofd ben en weet niet wat te antwoorden. Ik vraag dan maar of ze daar vaak gaat, waarop ze begint te vertellen. Helaas spreekt Maria een beetje mompelend en vermoedelijk ook in haar dialect, waardoor ze niet zo goed verstaanbaar is voor mij en dat maakt een zinnig gesprek wel helemaal moeilijk. Gelukkig is ze een hele lieve, rustige vrouw, waarbij je je automatisch op je gemak voelt, waardoor dat allemaal niet zo belangrijk lijkt.

Marjolein

Na afgeruimd te hebben bij Maria, ga ik even langs bij Marjolein. Marjolein kijkt TV vanuit haar bed. Ik vraag haar of het stoort of ik even naast haar kom zitten en ze knikt vaag, niet echt ja en niet echt nee. Ik neem een stoel en ga naast haar bed zitten. Marleen blijft T.V. kijken - af en toe vallen haar ogen dicht. Ik voel mij enigszins overbodig vandaag - ik krijg niet echt contact met haar - maar ik bedenk dat ze het misschien wel fijn vindt, dat er gewoon iemand aanwezig is. Op een bepaald ogenblik zegt ze dat het warm is en vraagt ze of het venster open kan. Het venster blijkt al open te zijn. Ik haal de sleutel van de terrasdeur en zet die ook even open zodat een frisse wind binnenkan. Als ik even later afscheid neem van Marjolein, sluit ik de deur weer af. Ik zou niet willen dat Marjolein in haar eentje op stap gaat...

Jan

Het lijkt nu wat rustiger op de kamer van Jan. De deur staat op een kier. Ik klop aan, ga binnen en zie dat alleen zijn vrouw en schoonzus bij hem zijn. Zijn vrouw reageert enthousiast als ze mij ziet. Jan ademt moeilijk. Zijn vrouw vertelt mij dat ze zich voorhoudt dat het zoals astma is, omdat dat iets is dat ze kent, en het daardoor voor haar gemakkelijker te verdragen is. Na enige tijd laat ze mij alleen met hem, en trekt ze zich terug met haar zus op het terras.

Ik ga even op de stoel naast het bed zitten en richt mijn volledige aandacht op Jan. Ik zie een man met zijn blik op oneindig, zwaar ademend en die het schijnbaar heel moeilijk heeft. Zijn armen en benen maken af en toe onrustige bewegingen. Ik probeer mijn aandacht te verdiepen en te voelen wat er in hem omgaat, maar wordt heen en weer getrokken tussen twee tegenstrijdige gewaarwordingen: één van een sterke fysieke activiteit en één van een grote rust en sereniteit - voor mijn innerlijk oog krijg ik beelden van uitgestrekte grasvlaktes in de avondzon en het beeld van Jan in een boeddhistische houding, zittend in een tempel. Dat is best wel bevreemdend. Normaal voel ik hoe mensen steeds meer wegtrekken uit het fysieke en zich openen naar andere dimensies maar hier is het precies of zowel in het fysieke als al heel ver aan de overkant, de aanwezigheid versterkt wordt, waardoor er een sterk spanningsveld ontstaat. Ik herinner mij dat ik dat nog eens waargenomen heb en dat het ook toen ging om een nog jonge man, die verbeten leek te vechten tegen de dood.

Ik heb niet de indruk dat ik echt contact kan maken met Jan, maar ik voel een grote eerbied in mij opkomen voor zijn proces - voor zijn wijze van heengaan. In gedachten moedig ik hem aan en zeg hem dat het helemaal oké is.

Ik kijk even door het venster en zie zijn vrouw van op een afstand breed glimlachend toekijken. Ik neem afscheid van Jan en verlaat de kamer.

Robert

Na onze avondpauze, ga ik kennis maken met een andere nieuwe bewoner: Robert. Hij ligt in zijn bed en kijkt samen met zijn zoon en schoondochter TV. Ik voel onmiddellijk zijn angst. Ik stel mij voor als vrijwilligster en krijg een appreciërende reactie, van hem en vooral van zijn kinderen.

Op televisie is er een voetbalwedstrijd aan de gang, maar Robert is niet echt aan het volgen. Ik informeer of hij van een andere afdeling komt en of hij het al een beetje gewend is bij ons. Robert vertelt gemakkelijk en wordt af en toe emotioneel. Ik merk op dat het niet gemakkelijk is om naar onze eenheid te komen. Hij knikt onmiddellijk heel bevestigend.

Als hij even later uit bed wil komen, wijst hij ongedurig alle hulp af.

Barbara

Ik loop ook nog eens binnen bij Barbara. Deze maal maakt ze gemakkelijker een praatje. Ze is inmiddels gewend geraakt aan haar nieuwe verblijf en staat meer open voor gezelschap. Voor sommige mensen is het allicht niet zo evident om oprechte aandacht te krijgen van iemand die ze niet kennen.
Ze is behoorlijk vermoeid en vertelt dat ze zich ook depressief voelde de laatste dagen. Ze heeft veel nachtmerries - ondermeer over haar broer die dit jaar gestorven is. In haar droom werd haar gezegd kaarsen te branden. Ik vraag wie dat zei, maar dat is niet duidelijk. Ik vraag naar de naam van haar broer. Ik voel een warm gevoel bij Barbara als ze aan hem denkt.

Maria

Ik heb nog even tijd voor mijn shift er op zit en ga nog eens kijken bij Maria, die inmiddels in bed ligt. Haar avondeten ‘zakt' blijkbaar niet zo gemakkelijk en geeft haar een vervelend gevoel ter hoogte van slokdarm en maag. Ik leg even mijn hand op haar maag. Haar ogen beginnen dicht te vallen. Ik streel even over haar arm en zeg dat het toch wel lastig is om zo ziek te zijn - ze knikt. Vervolgens kijkt ze mij met glinsterende ogen aan en zegt, recht vanuit haar hart: ‘Je bent zo'n lief meiske'. Ik geef haar een dikke kus en wens haar een goeie nacht.

   


Dinsdag 25 september, voormiddag

Als ik de afdeling binnenkom, zie ik dat de kaars op het tafeltje aan de verpleegpost brandt. Dat betekent dat er iemand overleden is en dat hij of zij nog op de afdeling is. Als ik mij omgekleed heb, ga ik vlug even een blik werpen op het bord met de patiëntenkaartjes en zie ik dat het Maria is.

Bij de overdracht hoor ik dat Maria vanmorgen vroeg overleden is. Jan is zondag overleden. Omdat hij zo onrustig was, is de medicatie de zaterdagnacht op vraag van de familie opgedreven. Familie en vrienden hebben allemaal afscheid kunnen nemen. Er wordt een nieuwe opname verwacht rond elf uur. Vandaag is ook een beetje een bijzondere dag, want Mario is jarig. Iemand heeft een cadeautje gekocht en de verpleegkundige van de nacht heeft, terwijl hij sliep, ballonnen en slingers opgehangen in zijn kamer.

Maria

Maria ligt op een speciale kamer, waar we overledenen nog even op de eenheid kunnen houden, terwijl hun kamer opgeruimd en gepoetst wordt. Deze kamer is sober, maar mooi ingericht met een inspirerende tekst op de muur, een tafeltje met kaarsjes en ruimte voor foto's of persoonlijke voorwerpen van de overledene en zitplaatsen voor wie de overledene komt groeten. Het is er fris want een koelsysteem zorgt ervoor dat de temperatuur laag genoeg is om het lichaam te bewaren.

Ik ga naar binnen, want ik wil nog even afscheid nemen van Maria. Ze ligt in een frisse blauwe jurk op het bed. Een sjaaltje verdoezelt het hulpstuk dat haar kin ondersteunt, waardoor haar hoofd niet opzij zakt. Ze ziet er uit alsof ze ieder moment haar ogen zou kunnen opslaan. Haar warme, vriendelijke energie is in de kamer ontzettend goed te voelen. Het is alsof ze er nog helemaal is.
Ik voel mij een beetje onbehagelijk om zo te staan kijken op een overleden lichaam, net alsof ik aan het gluren ben. Na enkele minuten vind ik het dan ook welletjes en wil ik mij omdraaien, maar iets houdt mij tegen. Ik schuif mijn onbehagen opzij en neem nog even de tijd om rustig te voelen. Plots voel ik een stroom van vreugdevolle opwinding en dankbaarheid naar mij toekomen.

Het zit wel goed met Maria. Ik wens haar een goede reis.

Mario

Mario is inmiddels wakker geworden. Hij zit glunderend rechtop in zijn bed tussen slingers en ballonnen. We, dat wil zeggen, de poetsvrouw, de twee verpleegkundigen, de stagiaire, iemand van het support team en ikzelf, verzamelen aan zijn deur en gaan binnen om hem te feliciteren. We heffen een welgemeende ‘happy birthday' aan en overhandigen hem het cadeau. Ontroerd en met trillende vingers opent hij de verpakking en ontdekt een fles eau de cologne. Hij belooft ons allemaal een verjaardagsaperitief als zijn dochter er is en iemand haalt een fototoestel boven voor een groepsfoto.

Zijn dag kan alvast niet meer stuk.

Marjolein

Ik ga binnen bij Marjolein. Ze ligt wakker in bed. Ik vraag of ze goed geslapen heeft. Ze knikt. Ik vraag of ze al zin heeft om te eten en ze knikt terug. Ik maak haar eten klaar en help haar even later bij het ontbijt. Haar kracht neemt af en koffie drinken uit een gewone tas gaat niet meer. Ik gebruik een tuitbeker, maar de koffie koelt daar niet gemakkelijk in af. Ik roer en blaas, maar als de koffie eindelijk op een veilige temperatuur is, heeft Marjolein geen zin meer. Ik vraag of ze wil rusten. Ze knikt en ik ruim af.

Barbara

Barbara heeft slecht geslapen en nachtmerries gehad. Ze had liggen piekeren over haar doodsprentje en wat er op moest. Ze wil haar begrafenis zoveel mogelijk zelf vooraf regelen.
De pijn geraakt moeilijk onder controle en haar benen en voeten zijn sterk opgezwollen. Compressen met kamille brengen niet veel soelaas. Ze zegt dat het haar niet gegeven is geen pijn te hebben. Ik vraag haar wat er op moet op haar doodsprentje. Ze zegt 'zeker een bedanking' voor iedereen die zoveel voor haar gedaan heeft en ze wijst naar de vele mooie bloemen op haar vensterbank. De tranen stromen. Ik neem haar hand vast. Loslaten is niet gemakkelijk.

Vooraleer ik verder ga, ga ik eerst even naar het toilet. Niet dat ik dringend moet, maar ik wil even alleen zijn om alle indrukken van mij af te laten glijden en mij terug ‘leeg' te maken, vooraleer ik naar de volgende patiënt ga.

Robert

Robert heeft heimwee naar huis. Hij heeft veel moeite om de situatie te aanvaarden. Na overleg met zijn familie werd besloten dat hij om de andere dag naar huis mag. Zijn vrouw is niet in staat om hem dagelijks te verzorgen, maar om de andere dag en met een beetje hulp van de kinderen, zag ze uiteindelijk wel zitten.

Het wisselende ritme maakt het niet echt gemakkelijker voor Robert: op dagen dat hij naar huis gaat, is hij al van 's morgensvroeg wakker en opgewonden, de terugkeer 's avonds valt zwaar en de dag erna wordt hij verteerd door heimwee.

Hij is een echte zwartkijker en raakt geïrriteerd door vanalles en nog wat. Maar voor een babbel ben je meer dan welkom. Ik luister mild naar alle irritaties die de revue passeren. Ik voel zijn angst voor wat komen gaat. Zijn ganse beroepsleven was hij verantwoordelijk voor een grote groep mensen en nu wordt hij overgeleverd aan dokters die zijn ziekte niet kunnen genezen en niet kunnen voorspellen hoe en wanneer het zal aflopen. Hij kan dat heel moeilijk aanvaarden, de onzekerheid maakt hem nerveus. Via sarcasme kan hij heel wat ventileren. En tegelijk relativeert hij zichzelf ook wel: hij geeft grif toe dat hij een zwartkijker is. Voorts is hij vol lof over de ‘service' die hij op onze afdeling krijgt, mijn aanwezigheid inbegrepen. Dat maakt het wel gemakkelijker om Roberts zwartgallige opmerkingen te aanhoren. Bovendien staat hij eigenlijk ook wel open voor wat ik zeg. Als hij het heeft over al het slechte in de wereld dat in het nieuws op TV gebracht wordt en ik aangeef dat ik om die reden allang geen TV meer kijk en ik liever naar de schone dingen in de wereld kijk, vraagt hij uitdagend wat er dan schoon is, maar aanhoort hij mijn opsomming met een glimlach en zonder enig protest. Ik pols naar zijn overtuigingen omtrent een mogelijk leven na de dood en krijg als antwoord : "Bah, na de dood is er niets. Waarom zou er iets zijn? Er is nog nooit iemand teruggekomen om te zeggen dat er iets was!". Ik haal de bijna-doodservaringen van sommige mensen aan, waarop hij antwoordt dat hij geen zin heeft om als papegaai terug te komen. Ik glimlach en merk hoe er precies iets in zijn energieveld verandert.

De stagiaire kondigt aan dat zijn bad klaar is. Ik wens hem veel genieten in het bubbelbad en verlaat zijn kamer.

Greta

Greta is inmiddels met bed en al aangekomen. De verpleegkundigen van de afdeling waar ze vandaan komt, vergezelden haar tot hier en nemen hartelijk afscheid van haar. De familie wordt rondgeleid op de afdeling en een verpleegkundige start een verkennend gesprek met Greta, om haar beter te leren kennen.

Op de gang kruis ik een paar keer haar dochter. Ik schat haar rond de 25 jaar en zie dat ze het moeilijk heeft. Wanneer ze mij vraagt waar de toiletten zijn, loop ik even mee en merk ik op dat het niet gemakkelijk is. Ze knikt. Als ik haar later terug passeer, krijg ik een brede glimlach.

Na mijn wekelijkse wandeling met Mario, ga ik zelf ook even binnen bij Greta.

Ik vind een lieve, voorzichtige vrouw, wat onwennig in het bed in haar nieuwe kamer. Haar dochter is blijkbaar net vertrokken. Ik stel mij voor, vraag hoe het gaat, waar ze vandaan komt, of ze al lang ziek is, hoe het was om naar onze eenheid te komen.... Greta is blij met de belangstelling en begint te vertellen.

Terwijl ik luister, probeer ik zelf goed aanwezig te zijn en mij goed te gronden, zodat ook Greta gemakkelijker kan aankomen in haar nieuwe leefruimte.

Ik voel dat ze andere mensen niet graag tot last wil zijn en benadruk daarom nog eens extra dat ze zich niet moet generen om dingen te vragen, dat we er daarvoor zijn.

Ik merk dat ze vermoeid begin te raken van het babbelen en neem afscheid.

Op de verpleegpost praat ik nog even met de verpleegkundige over Barbara die het zo moeilijk heeft.

Ik zie dat de lijst met namen van genodigden voor het volgende bemoedigingsmoment uithangt. Ik check even voor wie er nog geen tekst geschreven is. Voor elke overledene wordt immers een persoonlijke tekst geschreven die tijdens het bemoedigingsmoment aan de familie overhandigd wordt. Door het grote verloop van de laatste tijd, zijn er heel wat namen en moeten er veel teksten geschreven worden. Ik vind iemand die ik mij nog goed herinner en plaats mijn naam op de lijst. Thuis zal ik er mij op het gemak eens aanzetten om iets op papier te gooien. De eerste zinnen zijn nooit gemakkelijk, maar dan gaat het wel en je weet dat het altijd deugddoend is voor de familie om nog iets over hun geliefde te lezen: een anekdote die ze nog niet kenden, over hoe hij of zij was tegenover ons, een bemoedigend woord...

Mijn shift zit er op. Ik kleed mij om en keer huiswaarts.

righttop

Op de lijn tussen hemel en aarde
mocht ik je ontmoeten
je leek te breken-
maar tussen de scherven
ving ik de schittering van je ziel

Ik mocht een eindje mee
je mee uitwuiven
van op de steigers van het leven
Ik proefde de wind van je woorden
proefde even je afdruk in mijn hart

Dank je wel, dappere ziel,
voor jouw leven op aarde
nu teder ingepakt
als een voltooid geschenk

Tussen de plooien van mijn gedachten
stop ik een kleine vlinder
zijn vleugelslag in de warme lentezon
zal mij herinneren aan jou

right

U mag de teksten van deze site vrij gebruiken en verspreiden, mits vermelding van www.izamen.be.